Foto: Dieuwertje Komen

Open ruimte is van levensbelang. We hebben open ruimte nodig om onze voedselvoorziening en biodiversiteit veilig te stellen. De open ruimte levert ook tal van andere diensten aan onze verstedelijkte samenleving. Ze verzacht de effecten van de klimaatverandering, ze zorgt voor verkoeling, ze voorziet buffercapaciteit voor het tekort of het teveel aan water en is nodig voor de productie van hernieuwbare energie. De open ruimte schenkt ons ook momenten van rust, stilte en beleving die essentieel zijn als tegengewicht voor het hectische stedelijke leven.

De voorbije eeuw is de open ruimte in de verdrukking geraakt. We snijden steeds meer open ruimte aan voor bijkomende verstedelijking, voor wonen en werken, voor recreatie of voor infrastructuur. Open ruimte is een schaars goed geworden. In Vlaanderen verdwijnen dagelijks zeven hectare (of tien voetbalvelden) aan open ruimte. Ondanks de ‘betonstop’ – of ‘bouwshift’ – aangekondigd in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen blijven we de open ruimte aan een ijltempo verslinden. 

 

Het lelijkste land ter wereld

Het besef dat het zo niet verder kan is niet nieuw. Renaat Braem wees er al op in zijn beroemde pamflet uit 1968. Vlaanderen is het lelijkste land ter wereld, aldus Braem, en de oorzaak hiervan is de verrommeling van het landschap. Het lijkt wel, zo schrijft hij, alsof een woest geworden reus zijn blokkendoos met verachting op de grond heeft neergesmeten. 

Braem legde als eerste de vinger op de wonde. Na hem kwamen vele andere. Men definieerde Vlaanderen als ‘nevelstad’ en hekelde het fenomeen van de ongebreidelde sprawl en de verspreide verstedelijking. In al die pogingen om de open ruimte opnieuw naar waarde te schatten, schoof men een ander verstedelijkingsmodel als ideaal naar voren: de compacte stad te midden van een open landschap. Als we met z’n allen wat dichter bij elkaar zouden gaan wonen, komt ruimte vrij voor natuur en landbouw. De compacte stad is de sleutel tot het behoud van de open ruimte en een duurzame ruimtelijke ordening. 

Het DNA van Vlaanderen

Maar is dit een realistisch model voor Vlaanderen? Als we kijken naar de satellietfoto van Europa bij nacht, zien we een overwegend donker continent met hier en daar grote, geconcentreerde lichtvlekken. Dat zijn de grootsteden zoals Parijs, Londen of Madrid. Twee regio’s springen er echter uit: de Eurodelta (grosso modo de regio Vlaanderen, Nederland en Noordrijn-Westfalen) en de Veneto-regio in het noorden van Italië. Hier zie je dat de verstedelijking zich heeft uitgesmeerd over een uitgestrekt territorium. Vlaanderen of bij uitbreiding de Eurodelta omvormen naar het model van de compacte stad zou indruisen tegen zijn DNA. Moeten we niet uitgaan van de eigen kracht van de ‘horizontale metropool’?

In de aanloop naar de Biënnale van Venetië van 2012 kwamen we tot het inzicht dat we tegenover het model van de compacte stad in het open landschap een ander model moesten plaatsen. We waren geselecteerd om ons land te vertegenwoordigen in het Belgische paviljoen. In de tentoonstelling The Ambition of the Territory hebben we een nieuwe visie en aanpak voorgesteld om om te gaan met de verspreide verstedelijking. Het was een radicale manier om het Vlaamse territorium niet te lezen als een rommelig geheel dat we met planning en een nieuwe zonering zouden kunnen reorganiseren, maar als een pleidooi om de complexiteit te omarmen en het bestaande ruimtelijk systeem duurzaam te transformeren. In plaats van de eindeloze sprawl te veroordelen als lelijk of weinig duurzaam, hebben we onze blik gericht op de verborgen kwaliteiten en het potentieel ervan.

Fijnmazige verstedelijking

We ontdekten dat het huidige verspreide verstedelijkingspatroon niet zonder meer een uitwas is van de welvaarstsstaat na de Tweede Wereldoorlog, zoals meestal wordt aangenomen, maar dat de ‘decentrale’ of ‘polycentrische’ stad sterke historische wortels heeft. Vlaanderen en de Eurodelta zijn groot geworden en hebben hun welvaart net te danken aan die fijnmazige verstedelijking, met een veelheid van kleine steden en kernen die gegroeid zijn op de vruchtbare gronden langs het wijdvertakte rivierennetwerk.

Deze nieuwe lezing toont dat er in het landschap een enorm potentieel bestaat van horizontale relaties, uitwisselingen en combinaties van programma’s en functies. Het inzicht vormde het startpunt om de toekomst van Vlaanderen te ontwikkelen vanuit mogelijke synergieën tussen functies en niet langer vanuit het ideaalbeeld van een strikte scheiding tussen stad en platteland.

 

Van ontwerpend onderzoek naar actie op het terrein

 

The Ambition of the Territory betekende voor Architecture Workroom Brussels het begin van een tien jaar lange werking rond de problematiek van de open ruimte, zowel in Vlaanderen en de Eurodelta als elders in de wereld. Het werkveld van de open ruimte is breed en heeft veel vertakkingen. Het raakt aan diverse thema’s zoals landbouw, voedselvoorziening, ecologie, bodem, waterbeheer en klimaatverandering. 

Dit narratief is opgedeeld in drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk vertellen we aan de hand van enkele sleutelprojecten hoe we de problematiek van de open ruimte hebben ontdekt als een urgent werkveld. Het is meteen ook de eerste fase van onze praktijk: agendasetting, mapping en onderzoek, het ontwikkelen en ontsluiten van kennis en het in kaart brengen van de betrokken actoren en stakeholders.

Kennisontwikkeling en agendasetting zijn één ding, maar als we werkelijk een nieuwe toekomst willen voor de open ruimte, is de noodzakelijke volgende stap het verbeelden van die nieuwe toekomst. Daarover gaat het tweede hoofdstuk van dit narratief: het inzetten van ontwerpend onderzoek als motor van verandering. De grote opgave bestaat erin om aan te tonen hoe de transformatie van het stedelijk en het openruimtesysteem kan leiden tot een betere, gezondere en welvarende samenleving.

Gaandeweg hebben we in onze praktijk ontdekt dat het verbeelden van een toekomst door ontwerpend onderzoek, hoe waardevol en noodzakelijk ook, op zich niet zaligmakend is. We blijven vaak op onze honger zitten. Wat ontbreekt is de stap naar uitvoering en actie op het terrein, niet alleen als piloot- of demonstratieproject, maar ook op veel grotere schaal. Daarom schetsen we in het derde hoofdstuk hoe we gaandeweg een nieuwe methode of actieplan hebben ontwikkeld. Samen met onze partners zijn we erin geslaagd om de zogenaamde ‘programmawerking’ voor de open ruimte uit te rollen in Vlaanderen en de Eurodelta. Dat is een methode die toelaat om verandering op het terrein te versnellen, op te schalen en te vermenigvuldigen op vele plaatsen tegelijk.

De projecten die in dit narratief zijn gebundeld zijn exemplarisch maar niet exhaustief. Evenmin zijn wij er als Architecture Workroom Brussels de enige auteur of eigenaar van. De basis van onze praktijk is coproductie. De projecten die we hier schetsen zijn dus steeds tot stand gekomen in nauwe samenwerking met andere partners, zowel overheden, middenveldorganisaties, kennisinstellingen als private actoren. 

1 – De open ruimte gaat in het offensief
Landschap van Brussel en omliggende Vlaamse gemeentes, 2013. Foto: Tim Van de Velde

Na Venetië reisde The Ambition of the Territory naar deSingel in Antwerpen. De tweede editie was veel meer dan louter een tentoonstelling. Met de nieuwe opstelling als decor organiseerden we een intensieve reeks van lezingen, debatten en ontwerpstudio’s. 

Op een van die studiedagen sprak Griet Celen van de Vlaamse Landmaatschappij met André Loeckx, professor architectuur aan de KU Leuven en voorzitter van de commissie Stedenbeleid. André Loeckx richtte het woord tot Griet Celen: “Ik werk al jaren met het Vlaamse Stedenbeleid aan de stadsvernieuwingsprojecten. U werkt al jaren in het verstedelijkte Vlaanderen. Hoe komt het dat wij nooit samen rond de tafel hebben gezeten?”

De vraag was tekenend. Decennialang was het beleid voor stad en platteland gescheiden, alsof het twee heel verschillende werelden zijn die elk een eigen expertise vergen. Daar kwam de afgelopen jaren verandering in. De grens tussen stad en platteland leek in de praktijk steeds meer te vervagen. De ‘stadsvernieuwing’ breidde haar werkveld uit naar de stadsrand en de verkavelingen in de voorstad, terwijl de ‘landinrichting’ in toenemende mate in aanraking kwam met verstedelijkte gebieden. 

Scharniermoment

Het debat in deSingel was een scharniermoment, waarbij we, samen met onze partners, de schouders zetten onder het creëren van een draagvlak voor een duurzame werking rond de open ruimte. De studiedag eindigde met een oproep voor een gebiedsgericht en geïntegreerd beleid dat stad, landschap en territorium beschouwt als één ruimtelijk, maatschappelijk en sociaal systeem. Een systeem waarin open ruimte en verstedelijking elkaar niet langer beconcurreren maar elkaar versterken.

 

Hier werden de kiemen gezaaid van een nieuwe visie. Open ruimte en verstedelijking zijn wezenlijke onderdelen van één groot, samenhangend metabolisme. We moeten ervoor zorgen dat de open ruimte niet langer bedreigd wordt door de oprukkende verstedelijking, maar dat ze mee richting geeft aan de stedelijke omgeving. De logica wordt dus omgedraaid. Open ruimte is voortaan sturend voor stedelijke ontwikkeling in plaats van omgekeerd. De open ruimte gaat in het offensief.

Het Open Ruimte Offensief (2013)

In 2013 vierde de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) haar vijfentwintigjarige bestaan. Naar aanleiding hiervan onderzochten we samen met architectuurbureau Bovenbouw wat de vervagende grens tussen stad en platteland zou kunnen betekenen voor de toekomst van het agentschap. Op basis van een introspectieve reflectie over de werking van de VLM tekenden we zes toekomstverhalen waarin de open ruimte niet onderdrukt wordt door de verstedelijking, maar mee de verstedelijking stuurt. Die toekomstverhalen hebben we verbeeld in zes ‘retabels’. Elk van de retabels kaart een problematiek aan die inspireert om tot nieuwe programma’s en projecten te komen. Ze roepen op tot samenwerking en het overstijgen van een sectorale benadering van de open ruimte. Het Open Ruimte Offensief was de start van een jarenlange (en nog steeds voortdurende) samenwerking met de VLM, waarbij we onze inzichten niet enkel theoretisch verder hebben uitgewerkt, maar ook op het terrein tot realisatie hebben gebracht. 

 

Contested Lands kaart (2017)

De stadsrand is een cruciaal werkgebied voor een ‘openruimteoffensief’. De druk op de open ruimte is er vaak het grootst. In de Contested Lands-kaart brachten we de regio rond Brussel in kaart. Het metropolitane gebied van Brussel is een van de meest dichtbevolkte gebieden in Europa, met in totaal vier miljoen mensen en een dichtheid van 820 inwoners/km2. De kaart toont een amorf verstedelijkingspatroon doorweven met snippers open ruimte en landbouwgrond. Door de oprukkende verstedelijking in de agglomeraties rond Brussel worden landbouwers steeds verder weg geduwd. De versnipperde landbouwgronden zijn niet langer geschikt voor een grootschalig landbouwmodel gericht op de export. Steeds meer landbouwgrond komt op de residentiële vastgoedmarkt terecht, wat de prijzen de hoogte in doet schieten. De lokale voedselproductie komt in het gedrang, en daarmee ook de biodiversiteit, de ruimte voor water, ventilatie en verkoeling van de stad en de mogelijkheden tot recreatie. Kortom, de gezondheid van dit stedelijk gebied staat op het spel. 

 

De verspreide verstedelijking biedt ook kansen. Het raakvlak tussen verstedelijking en open ruimte is in Brussel tot zeven keer groter dan in het compacte Parijs. De nabijheid tussen onze woonomgeving en kleine stukken open en groene ruimte is een opportuniteit om lokaal geproduceerd voedsel dichter bij de consument te brengen. Het schept mogelijkheden om een ander landbouwmodel te integreren, waarvoor de nabijheid tot de stad een troef is in plaats van een handicap. 

 

 

Atelier In Between (2014)

De open ruimte in Brussel is, in vergelijking met andere Europese steden, groter in oppervlakte en nabijer, maar ze is sterk versnipperd, ontoegankelijk en vaak zelfs onzichtbaar. De fotoreportage van Tim Van de Velde geeft een indrukwekkend beeld van de open en groene ruimte in en rond Brussel. Tim Van de Velde maakte de reportage naar aanleiding van Atelier In Between. Dat is een beleidsvoorbereidend traject waar we een intergewestelijke dialoog begeleidden tussen diverse actoren, middenveldorganisaties, sectoren en beleidsverantwoordelijken die een impact hebben op de open ruimte in het Brusselse metropolitane gebied. De keuzes gemaakt in elke sector en op elk bevoegdheidsniveau (gewest, provincie, gemeente) komen noodgedwongen samen in dezelfde ruimte. Daarom is een sectoroverschrijdende en geïntegreerde aanpak noodzakelijk. Dat geldt des te meer in de complexe bestuurlijke context van Brussel en België. Met een gedeelde visie en een integraal beleid kunnen we krachtiger, transparanter en efficiënter sturen in de richting van een nieuwe toekomst voor de open ruimte. De vele groene restruimtes zouden we kunnen optellen en samenvoegen tot een sterk en samenhangend openruimtesysteem. Het Atelier In Between legde de basis voor de studie Metropolitan Landscapes.

 

 

Urbanising in Place: Brussels as Food-enabling City (2017-2021)

Als we de landbouw die nog overblijft in deze openruimtesnippers ernstig willen nemen als belangrijke lokale voedselproducent en landschapsbeheerder, dan moeten we de bestaande verstedelijkingsprocessen in vraag durven stellen. In Urbanising in Place onderzoeken we de mogelijkheden van een ‘agro-ecologische stedenbouw’. Dat is een alternatieve organisatievorm voor de stad die opnieuw duurzame voedselproductie mogelijk maakt. Dat doen we in een diverse internationale samenwerking met de oprichters van het agro-ecologisch programma van Rosario (ARG), sociologen van de Wageningen Universiteit (NL), stadsontwerpers van de UGent (BE), architecten uit Riga (LET), landactivisten uit Londen en het agro-ecologisch lab van Coventry (UK). 

 

Het actieonderzoek in Brussel tracht een brug te leggen tussen de resterende boeren in het Pajottenland en de opkomende beweging van jonge stadslandbouwers, aangevoerd door BoerenBruxselPaysans. In dialoog met deze actoren tekenen we de bouwstenen voor een Brusselse metropool die plaats maakt voor en ondersteuning biedt aan natuur en sociaalinclusieve voedselproductie en -distributie. De internationale uitwisseling inspireerde de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de oprichting van een ‘centrum voor stedelijke agro-ecologie’ op te nemen in het regeerakkoord voor de huidige legislatuur.  

2 – ONTWERPEND ONDERZOEK ALS MOTOR VOOR VERANDERING
Atelier Brabantstad

Als we een breed draagvlak willen creëren voor het versterken van de open ruimte, volstaat het niet om louter kennis en inzicht op te doen en te verspreiden. We moeten ons ook een wervend beeld proberen vormen van die nieuwe toekomst. Daarom flankeren we onze projecten met ontwerpend onderzoek als motor voor verandering.

We bevinden ons hier op relatief onbekend terrein. Architecten en stedenbouwkundigen zijn weliswaar vertrouwd met ontwerpend onderzoek in binnenstedelijke gebieden of in landelijke gebieden, maar op die plaatsen waar verstedelijking en landschap elkaar raken, zijn nieuwe expertise en een nieuw begrippenkader nodig. Hoe ziet een ‘stedelijk voedsellandschap’ of een ‘waterlandschap’ eruit? Hoe kunnen we een nieuw evenwicht tot stand brengen tussen het stedelijk systeem en het openruimtesysteem? Hoe kunnen we beide vormgeven als één samenhangend metabolisme? Welke concrete projecten verbinden de verschillende maatschappelijke diensten die de open ruimte levert? 

 

Klimaatverandering

Daar komt nog bij dat het voorbije decennium een nieuw thema prominent op de agenda kwam te staan. Er is een breed bewustzijn gegroeid van de klimaatverandering als een van de meest bedreigende mondiale ontwikkelingen voor de komende eeuw. De klimaatverandering maakt de transformatie van ons openruimtesysteem dringend en noodzakelijk. De open ruimte is bij uitstek de buffer waar we de gevolgen en effecten van de klimaatverandering kunnen opvangen en temperen. De open ruimte is de sleutel om het territorium klimaatbestendig te maken, niet alleen in Vlaanderen maar ook in de Eurodelta en elders ter wereld. 

Uit het ontwerpend onderzoek hebben we heel wat lessen kunnen trekken. In de eerste plaats kwam de complexe onderlinge afhankelijkheid tussen stad en land aan het licht. De verschillende maatschappelijke en ruimtelijke opgaven en ambities rond klimaat, watersystemen, landbouw, bosbouw, industrie, biodiversiteitsontwikkeling of woningbouw zijn innig met elkaar verweven. Dat vergt een complex systeemdenken waar verschillende expertises elkaar zullen moeten vinden en een gedeelde taal zullen moeten leren spreken. Het betekent meteen ook dat zeer diverse stakeholders betrokken zijn: overheden op verschillende niveaus, grondeigenaars, landbouwers, bodemzorgers, middenveldorganisaties, natuurverenigingen, waterbeheerders, enzovoort. 

Tegelijk kwamen ook de tekortkomingen van het ontwerpend onderzoek aan het licht. Een wervend toekomstbeeld kan op zich geen verandering initiëren. Wat we ook nodig hebben, is een herstructurering van het beleid en de zoektocht naar nieuwe financieringsmodellen. 

Atelier Istanbul 

Wat als het stedelijk systeem zich radicaal zou plooien naar het openruimtesysteem? Dat hebben we getest in 2012 naar aanleiding van de IABR2012–MAKING CITY. We gingen aan de slag in Arnavutköy, de regio even ten westen van Istanbul. Het is een gebied met een grote ecologische waarde vanwege de vele drinkwaterbassins, wouden en landbouwgebieden. Sinds de jaren negentig worden deze kostbare gebieden echter bedreigd door een explosieve bevolkingsgroei van maar liefst 400%. Toenmalig burgemeester Erdogan lanceerde grootse plannen om Arnavutköy te transformeren tot een belangrijke stadskern aan de Europese zijde van Istanbul. De regio staat voor de uitdaging de geplande groei te verzoenen met ecologische waarden.

Als Ateliermeester nodigden we het Brusselse architectuurbureau 51N4E en de Nederlandse landschapsarchitecten van H+N+S uit om samen met een team van lokale experten ontwerpend onderzoek te voeren naar het gebied. De ontwerpers tekenden twee kaarten met enerzijds een scenario waarin de huidige status quo wordt voortgezet, en anderzijds een gewenste stedelijke ontwikkeling. In het eerste scenario dreigen alle ecologisch waardevolle gebieden opgeslokt te worden door de wildgroei aan verstedelijking. De meren verdwijnen, waardoor de waterbevoorrading van Istanbul in het gedrang komt en de kans op overstromingen en vervuiling toeneemt. De tweede kaart toont een alternatief scenario: een compact stedelijk weefsel met het natuurlijke landschap als kern. Het scenario geeft ruimte aan water in de laaggelegen gebieden, terwijl een compacte stad zich terugtrekt op de heuveltoppen. Tussenin, als een buffer tussen stad en natuur, bevinden zich landbouwgronden. 

 

Tapijtmetropool, Weven aan het Stedelijk Tapijt 

In het IABR–Atelier Brabantstad, tijdens de zesde editie van de IABR2014–URBAN BY NATURE, voerden we samen met Lola Landscape architects en Floris Alkemade architect ontwerpend onderzoek rond wat de Brabanders heel toepasselijk de ‘mozaïekmetropool’ noemen. Tegen de gangbare planningslogica in stelden we voor om de ruimtelijke ontwikkeling niet te concentreren in en rond de vijf stadskernen. We gooiden het over een andere boeg en onderzochten hoe we het wijd uiteengelegde stadslandschap konden reorganiseren tot één samenhangend systeem waarbij opgaven en kansen in de binnensteden gekoppeld worden aan de opgaven in het buitengebied. 

Een van de uitkomsten van het ontwerpend onderzoek was een alternatieve kaart van Noord-Brabant, die we letterlijk hebben geweven als een wandtapijt van twaalf op drie meter. Het tapijt werd voor het eerst getoond op de IABR, om daarna door Brabant te reizen. De kaart toont een allegaartje van patronen die elkaar doorkruisen. Het is geen klassieke bestemmingskaart, wel een kaart die aan de hand van een cijfercode ‘terugkerende problemen’ of ‘type-opgaven’ definieert. Die opgaven zijn divers en betreffen zaken als landbouw, bosbouw, waterproblemen of industrie. Het identificeren van zulke koppelingen als terugkerende opgaven biedt de mogelijkheid om op verschillende plaatsen tegelijk aan de slag te gaan. Op die manier kunnen we de gewenste verandering op het terrein versnellen en vermenigvuldigen. 

 

Bi-pool Metropolitaan Kustlandschap

In het ontwerpend onderzoek voor Metropolitaan Kustlandschap 2100 over de toekomst van de Belgische kust probeerden we, net zoals in Istanbul, de gangbare ontwikkelingslogica om te keren: wat betekent het als het stedelijk systeem zich aanpast om in een natuurlijk landschap opnieuw ruimte te geven aan water? We tekenden vier toekomstscenario’s, waarvan het meest opvallende of controversiële wellicht de ‘Bipool-variant’ is. Volgens dit scenario wordt de westelijke helft van de kust grotendeels teruggegeven aan de natuur. Bij springtij, stormvloed of wateroverlast uit het binnenland kunnen grote gebieden zoals de IJzervlakte overstromen. Veurne, Nieuwpoort of De Panne blijven op de kaart staan, maar worden omringd door water of moerasgebied. Er ontstaat een landschap dat vergelijkbaar is met de baai van de Somme in Noord-Frankrijk, met ruimte voor natuur en watertoerisme. De oostelijke cluster rond Oostende tot Knokke en Brugge zou in dit scenario dan weer versterkt worden tegen de stijgende zeespiegel en één groot stadsgewest vormen.

Nog voor het traject voltooid was, verscheen het bi-poolscenario in de krant. Dat veroorzaakte heel wat ophef. Het resultaat van het ontwerpend onderzoek werd voorgesteld als een te realiseren toekomstplan. Dat was uiteraard nooit de bedoeling. De vier toekomstscenario’s toonden veeleer vier extremen, die toelieten om radicaal te durven denken en, in een latere fase, op de gesprekstafel, naar een ‘common ground’ te evolueren. Door de publicatie van slechts één scenario konden de kustburgemeesters niets anders dan zich publiek distantiëren. Hierdoor werd het ook heel moeilijk om in het vervolgtraject naar een gemene deler te evolueren.

Jaren later werd het beeld van de bi-pool opgepikt door de makers van de Vlaams-Nederlandse fictiereeks Als de Dijken Breken. De kaart verscheen op de achtergrond als het wenselijke toekomstbeeld na het uitbreken van een nieuwe watersnood aan de kust. 

Deze anekdote leert ons dat radicale scenario’s op zich niet in staat zijn om verandering teweeg te brengen. Het toekomstbeeld wordt al gauw als ‘fictie’ weggezet. Ontwerpend onderzoek alleen volstaat niet. We leerden dat ontwerpers niet enkel zouden moeten ontwerpen, maar dat we ze ook zouden moeten uitdagen om processen mee vorm te geven. Niet alleen de verbeelding van het eindresultaat maar ook hoe we daartoe kunnen komen, is een opgave voor het ontwerp. 

 

Pilootprojecten Productief Landschap (2013-2016)

De zorg voor de open ruimte is niet enkel een taak van overheden. Het beheer van dit collectieve goed ligt in de handen van een diverse groep van openruimtehoeders, in de eerste plaats landbouwers. Vandaag is zowat de helft van de open ruimte in Vlaanderen toegewezen aan landbouwproductie. Landbouwers zijn dus onmiskenbaar belangrijke stakeholders. 

In de Pilootprojecten Productief Landschap, een initiatief van de Vlaamse Bouwmeester en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), kregen landbouwers voor het eerst een stem, middelen en een mandaat om te experimenteren rond de versterking van de open ruimte. Wij waren zowel betrokken bij het voorbereidende als bij het concluderende werk. We brachten de problemen in kaart en definieerden vijf urgente werkvelden waar landbouwers, gemeentebesturen, bedrijven en grondeigenaars op konden intekenen. Elk van de pilootprojecten kreeg een ontwerper en een gebiedsregisseur toegewezen. 

Lang niet alle pilootprojecten kwamen tot uitvoering. Het werd al snel duidelijk dat de problemen in de landbouwsector meer dan louter ontwerpproblemen zijn, en dat er ook fundamentele wijzigingen in het beleid noodzakelijk zijn. Na afloop van de pilootprojecten werden we gevraagd om de belangrijkste lessen te bundelen. We schreven samen met de stuurgroep een manifest met vijf urgente beleidsaanbevelingen. Een van de belangrijkste conclusies van het traject is dat we voor de transformatie van de landbouw en de open ruimte niet enkel nood hebben aan ontwerpers maar ook aan ‘gebiedsregisseurs’ of ‘voedselregisseurs’. Dat zijn multidisciplinaire experten die alle diverse actoren rond de tafel brengen en de brug slaan tussen beleid, landbouw, burgers, ecologie, klimaat, waterbeheer, bodemzorg en stedelijke ontwikkeling. 

 

WaL Wereldkaart 

Water is een van de meest complexe uitdagingen, niet alleen in Vlaanderen, maar ook wereldwijd, niet in het minst omdat waterproblemen zoals overstromingen, droogte, vervuiling of verzilting vaak nauw samenhangen met andere mondiale problemen zoals klimaatverandering, migratie, bevolkingsgroei, verstedelijkingsdruk of de stijgende vraag naar voedsel en energie. 

Als je kijkt naar de World at Risk-kaart, zie je dat de plekken op aarde waar de meeste mensen wonen (rood), ook de plekken zijn waar water een grote bedreiging vormt (blauw). Dat is niet verwonderlijk. Sinds mensenheugenis vestigen mensen zich in de vruchtbare deltagebieden, waar water overvloedig aanwezig is en rijke sedimenten zorgen voor een vruchtbare bodem. Vooral de kust- en deltagebieden in Azië kleuren rood en blauw. Nergens ter wereld zijn watergerelateerde rampen zo wijdverbreid en duur als in Azië, waar 83% van de bevolking mogelijk getroffen wordt door overstromingen, zeespiegelstijging of verdroging. Maar net omdat de waterproblematiek nauw verbonden is met de grote mondiale uitdagingen, is water niet alleen een probleem, maar ook de sleutel tot een oplossing.

Ontwerpvoorstellen die water als een hefboom voor verstedelijking zien, zouden ook de oplossing kunnen zijn voor het moeilijk gefinancierd krijgen van waterprojecten. Dat is de hypothese die Water as Leverage for Resilient Cities test: hoe kunnen we de waterproblematiek aanwenden als een hefboom voor een duurzame, geïntegreerde en financierbare stedelijke transformatie van Aziatische kust- en deltasteden? 

Om die aanpak te testen op het terrein, hebben we een partnerschap opgezet met de Nederlandse Watergezant, de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB) en drie Aziatische metropolen: Chennai in India, Khulna in Bangladesh en Semarang in Indonesië. Samen met de drie steden hebben we de specifieke lokale vraagstukken gedocumenteerd. Op basis hiervan lanceerden we in 2018 een oproep voor consortia van ontwerpers, ingenieurs en adviseurs. Het intensieve ontwerpproces dat hieruit volgde, leverde verschillende innovatieve en transformatieve projectvoorstellen op. 

De ambities van WaL zijn hoog: geïntegreerde, financierbare en lokaal gedragen projecten uitvoeren die proactief op klimaatverandering inzetten. Die ambitie bleek vooralsnog te hoog gegrepen voor de strikte procedures van internationale investeringsbanken. Bovendien was er te weinig tijd om de lokale capaciteitsopbouw voldoende uit te werken. Toch hebben de verbeeldingskracht en het vernieuwende proces van WaL, onder meer door financierders in het begin van het ontwerpproces te betrekken, een belangrijke cultuurverandering op gang gebracht. Vanaf 2020 zijn we opnieuw betrokken bij WaL_REFLECT, een partnerschap tussen de Nederlandse Watergezant, de OESO en de Universiteit van Groningen. In dit traject willen we innovatie op sociaal, financieel en ontwerpmatig vlak omzetten in een structureel partnership dat in staat is om ambitieuze uitvoeringsprogramma’s te realiseren. We zetten de stap van ontwerpend onderzoek naar verandering op het terrein. 

3 – VAN DROMEN NAAR DOEN
VIIO Borgloon, a2o architecten. Foto: Tim Van de Velde

De uitdagingen op het vlak van landbouw, water, energie en milieu zijn innig met elkaar verweven, maar onze structuren en ons beleid zijn niet georganiseerd op die verweving. Te veel studies en ontwerpend onderzoek over de toekomst van onze leefomgeving belanden in de kast en vinden nauwelijks de weg naar uitvoering. Maar als alles met elkaar te maken heeft, dan kan het ook zo georganiseerd worden. De onderlinge afhankelijkheid van opgaven en ambities is geen dreiging, maar een kans om middelen en kennis te bundelen en onze impact te vergroten. Dat vergt een nieuwe methode en nieuwe manieren van samenwerken. We moeten de stap zetten van ontwerpend onderzoek naar actie op het terrein: de stap van dromen naar doen. 

In de publicatie Operatie Open Ruimte schetsen we voor het eerst de contouren van een nieuwe, actieve en geïntegreerde aanpak voor de open ruimte in Vlaanderen. We voeren er een pleidooi voor een ‘programmawerking’. Dat is een methode om urgenties op grote schaal aan te pakken als een veelheid van kleinere, behapbare projecten. Een programmawerking identificeert ‘terugkerende’ of sterk gelijkende problemen die op veel verschillende plekken in Vlaanderen voorkomen. Per ‘familie van opgaven’ smeden we coalities tussen diensten van de Vlaamse overheid, lokale overheden en private actoren. 

Dankzij de programmawerking gaan we voorbij aan de eenmaligheid van het pilootproject. Het is een hefboom om tot een versnelde uitvoering en een noodzakelijke vermenigvuldigingsslag te komen van concrete projecten op het terrein. De eerste test was het programma Water+Land+Schap: vele kleine projecten maken samen één groot project. 

Water+Land+Schap

​​Door de klimaatverandering worden we in Vlaanderen steeds vaker geconfronteerd met overstromingen en lange periodes van droogte. De landbouw heeft hier nu al sterk onder te lijden. Acties op het terrein zijn hoognodig. Daarom lanceerden de partners van het Open Ruimte Platform in 2017 een oproep voor het programma Water+Land+Schap. Het programma wil de urgente noden rond waterbeheer in agrarische gebieden in kaart brengen en samen met landbouwers, waterbeheerders, grondeigenaars, natuurverenigingen en lokale besturen passende oplossingen vinden die een win-win inhouden voor een gezonde landbouw, een duurzaam watersysteem en een robuust landschap.

De oproep resulteerde in meer dan veertig voorstellen voor initiatieven om heel concrete, watergebonden problemen aan te pakken. Daaruit zijn veertien projecten geselecteerd. De Vlaamse overheid heeft een budget van 818.500 euro uitgetrokken voor de eerste reeks demonstratieprojecten. De subsidies laten de lokale partners toe om samen met landbouwers en grondeigenaars nieuwe oplossingen te testen voor het waterbeheer in een veranderend klimaat. De schop gaat in de grond vanaf 2020. Sommige projecten kennen een looptijd tot wel tien jaar. 

Het programma Water+Land+Schap heeft de ambitie om concrete realisaties op het terrein te vermenigvuldigen en te versnellen. Dat gebeurt door op verschillende locaties tegelijk aan de slag te gaan, al doende te leren en voortdurend kennis uit wisselen. De veertien coalities zijn geen losstaande projecten die onafhankelijk van elkaar opereren. De bedoeling is dat elk van de projecten kan leren uit wat er gebeurt in de andere projecten, en dat de opgedane kennis toegankelijk wordt ontsloten. Toekomstige coalities kunnen er op voortbouwen. De veertien demonstratieprojecten vormen de kiemen van een veel ruimere vermenigvuldigingsslag over heel het Vlaamse territorium. 

 

Kaart ontharding 

De methode van de programmawerking rekent op draagvlak, en is dan ook succesvol wanneer ze ontstaat uit een urgente maatschappelijke nood. Vlaanderen is een van de koplopers van verharding in Europa. De vraag naar ontharding komt in Vlaanderen dan ook op steeds meer plaatsen voor. Lokaal is een momentum ontstaan om verhardingen weg te nemen, woonuitbreidingsgebieden te schrappen, hitte-eilandeffecten tegen te gaan of waterinfiltratieproblemen anders aan te pakken. 

Het draagvlak voor ontharding werd voor het eerst breed onderschreven op het Onthardingsforum dat we in 2018 organiseerden samen met Departement Omgeving. In september 2018 en april 2019 volgen twee oproepen, die ondersteund werden door een intensief begeleidingstraject, waarin zowel werd ingezet op proces- en ontwerpmatige begeleiding, communicatie en participatie, als juridische en financiële ondersteuning. In dit traject trad AWB op als procesbegeleider en inhoudelijke lessentrekker. Het doel is dubbel: enerzijds willen we op verschillende plaatsen in Vlaanderen tot een effectieve en planmatige ontharding komen, anderzijds willen we leren uit deze onthardingspraktijken en de opgedane kennis ook op andere plaatsen en met andere partners aanwenden.

Tijdens het traject hebben we de lessen gebundeld in een werkboek. Het werd duidelijk dat ontharden veel meer inhoudt dan het letterlijk afschrapen van verharde oppervlakken of het slopen van bebouwde ruimte. Ontharden is een actie die voorwaarden creëert om verschillende problemen tegelijkertijd aan te pakken, zoals waterinfiltratie, hittestress, biodiversiteit of een gezonde bodem. Ontharden stimuleert een sectorverschrijdende aanpak, creeërt nieuwe ontwerpopgaven en vereist de ontwikkeling van een nieuwe praktijk.

 

Families van opgaven

We testten de nieuwe methode van de ‘programmawerking’ uit met verschillende partners in verschillende contexten. Uit het programma Water+Land+Schap leerden we hoe we een neutrale context kunnen scheppen om te zorgen dat een waterbouwkundig ingenieur van de Vlaamse overheid die overstromingsgebieden in 2050 modelleert en een landbouwer die vandaag met droogteproblemen kampt elkaar niet enkel begrijpen, maar ook aan hetzelfde zeel trekken. Water as Leverage toont aan dat we niet enkel van publieke middelen kunnen afhangen, maar ook private en internationale fondsen moeten kunnen ontgrendelen door de juiste business-cases te ontwikkelen. De Onthardingsprojecten van hun kant, maakten duidelijk dat de bottleneck niet altijd vanuit een gebrek aan middelen komt, maar ook soms vanuit een gebrek aan juridische of technische expertise. 

Ook rond andere geïntegreerde openruimte-thema’s vormden we nieuwe coalities, voornamelijk in het kader van het Open Ruimte Platform, in 2014 opgericht samen met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), het Departement Omgeving, de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Ondertussen ontstonden de programma’s Voedsel+Land+SchapGrondzakenLuwte-OasesOp(en)ruimenLandschapsparken en de Proeftuinen Droogte. Rond al die programma’s werden programmateams gevormd, die elk werken aan de afstemming en integratie van diverse beleidsdoelen, instrumenten en kennis om initiatieven op het terrein te ondersteunen. De publicatie Open Ruimte Werken werpt een constructieve terugblik op de opgebouwde ervaring en een kritische vooruitblik op de programmawerking als werkwijze voor de open ruimte in de komende jaren. Het Open Ruimte Platform is in die zin een experiment voor een nieuwe cultuur van werken, die niet alleen werkt aan wat al kan, maar tracht mogelijk te maken wat nodig is. Op naar nog veel Open Ruimte Werk!