2 – ONTWERPEND ONDERZOEK ALS MOTOR VOOR VERANDERING
Atelier Brabantstad

Als we een breed draagvlak willen creëren voor het versterken van de open ruimte, volstaat het niet om louter kennis en inzicht op te doen en te verspreiden. We moeten ons ook een wervend beeld proberen vormen van die nieuwe toekomst. Daarom flankeren we onze projecten met ontwerpend onderzoek als motor voor verandering.

We bevinden ons hier op relatief onbekend terrein. Architecten en stedenbouwkundigen zijn weliswaar vertrouwd met ontwerpend onderzoek in binnenstedelijke gebieden of in landelijke gebieden, maar op die plaatsen waar verstedelijking en landschap elkaar raken, zijn nieuwe expertise en een nieuw begrippenkader nodig. Hoe ziet een ‘stedelijk voedsellandschap’ of een ‘waterlandschap’ eruit? Hoe kunnen we een nieuw evenwicht tot stand brengen tussen het stedelijk systeem en het openruimtesysteem? Hoe kunnen we beide vormgeven als één samenhangend metabolisme? Welke concrete projecten verbinden de verschillende maatschappelijke diensten die de open ruimte levert? 

 

Klimaatverandering

Daar komt nog bij dat het voorbije decennium een nieuw thema prominent op de agenda kwam te staan. Er is een breed bewustzijn gegroeid van de klimaatverandering als een van de meest bedreigende mondiale ontwikkelingen voor de komende eeuw. De klimaatverandering maakt de transformatie van ons openruimtesysteem dringend en noodzakelijk. De open ruimte is bij uitstek de buffer waar we de gevolgen en effecten van de klimaatverandering kunnen opvangen en temperen. De open ruimte is de sleutel om het territorium klimaatbestendig te maken, niet alleen in Vlaanderen maar ook in de Eurodelta en elders ter wereld. 

Uit het ontwerpend onderzoek hebben we heel wat lessen kunnen trekken. In de eerste plaats kwam de complexe onderlinge afhankelijkheid tussen stad en land aan het licht. De verschillende maatschappelijke en ruimtelijke opgaven en ambities rond klimaat, watersystemen, landbouw, bosbouw, industrie, biodiversiteitsontwikkeling of woningbouw zijn innig met elkaar verweven. Dat vergt een complex systeemdenken waar verschillende expertises elkaar zullen moeten vinden en een gedeelde taal zullen moeten leren spreken. Het betekent meteen ook dat zeer diverse stakeholders betrokken zijn: overheden op verschillende niveaus, grondeigenaars, landbouwers, bodemzorgers, middenveldorganisaties, natuurverenigingen, waterbeheerders, enzovoort. 

Tegelijk kwamen ook de tekortkomingen van het ontwerpend onderzoek aan het licht. Een wervend toekomstbeeld kan op zich geen verandering initiëren. Wat we ook nodig hebben, is een herstructurering van het beleid en de zoektocht naar nieuwe financieringsmodellen. 

Atelier Istanbul 

Wat als het stedelijk systeem zich radicaal zou plooien naar het openruimtesysteem? Dat hebben we getest in 2012 naar aanleiding van de IABR2012–MAKING CITY. We gingen aan de slag in Arnavutköy, de regio even ten westen van Istanbul. Het is een gebied met een grote ecologische waarde vanwege de vele drinkwaterbassins, wouden en landbouwgebieden. Sinds de jaren negentig worden deze kostbare gebieden echter bedreigd door een explosieve bevolkingsgroei van maar liefst 400%. Toenmalig burgemeester Erdogan lanceerde grootse plannen om Arnavutköy te transformeren tot een belangrijke stadskern aan de Europese zijde van Istanbul. De regio staat voor de uitdaging de geplande groei te verzoenen met ecologische waarden.

Als Ateliermeester nodigden we het Brusselse architectuurbureau 51N4E en de Nederlandse landschapsarchitecten van H+N+S uit om samen met een team van lokale experten ontwerpend onderzoek te voeren naar het gebied. De ontwerpers tekenden twee kaarten met enerzijds een scenario waarin de huidige status quo wordt voortgezet, en anderzijds een gewenste stedelijke ontwikkeling. In het eerste scenario dreigen alle ecologisch waardevolle gebieden opgeslokt te worden door de wildgroei aan verstedelijking. De meren verdwijnen, waardoor de waterbevoorrading van Istanbul in het gedrang komt en de kans op overstromingen en vervuiling toeneemt. De tweede kaart toont een alternatief scenario: een compact stedelijk weefsel met het natuurlijke landschap als kern. Het scenario geeft ruimte aan water in de laaggelegen gebieden, terwijl een compacte stad zich terugtrekt op de heuveltoppen. Tussenin, als een buffer tussen stad en natuur, bevinden zich landbouwgronden. 

 

Tapijtmetropool, Weven aan het Stedelijk Tapijt 

In het IABR–Atelier Brabantstad, tijdens de zesde editie van de IABR2014–URBAN BY NATURE, voerden we samen met Lola Landscape architects en Floris Alkemade architect ontwerpend onderzoek rond wat de Brabanders heel toepasselijk de ‘mozaïekmetropool’ noemen. Tegen de gangbare planningslogica in stelden we voor om de ruimtelijke ontwikkeling niet te concentreren in en rond de vijf stadskernen. We gooiden het over een andere boeg en onderzochten hoe we het wijd uiteengelegde stadslandschap konden reorganiseren tot één samenhangend systeem waarbij opgaven en kansen in de binnensteden gekoppeld worden aan de opgaven in het buitengebied. 

Een van de uitkomsten van het ontwerpend onderzoek was een alternatieve kaart van Noord-Brabant, die we letterlijk hebben geweven als een wandtapijt van twaalf op drie meter. Het tapijt werd voor het eerst getoond op de IABR, om daarna door Brabant te reizen. De kaart toont een allegaartje van patronen die elkaar doorkruisen. Het is geen klassieke bestemmingskaart, wel een kaart die aan de hand van een cijfercode ‘terugkerende problemen’ of ‘type-opgaven’ definieert. Die opgaven zijn divers en betreffen zaken als landbouw, bosbouw, waterproblemen of industrie. Het identificeren van zulke koppelingen als terugkerende opgaven biedt de mogelijkheid om op verschillende plaatsen tegelijk aan de slag te gaan. Op die manier kunnen we de gewenste verandering op het terrein versnellen en vermenigvuldigen. 

 

Bi-pool Metropolitaan Kustlandschap

In het ontwerpend onderzoek voor Metropolitaan Kustlandschap 2100 over de toekomst van de Belgische kust probeerden we, net zoals in Istanbul, de gangbare ontwikkelingslogica om te keren: wat betekent het als het stedelijk systeem zich aanpast om in een natuurlijk landschap opnieuw ruimte te geven aan water? We tekenden vier toekomstscenario’s, waarvan het meest opvallende of controversiële wellicht de ‘Bipool-variant’ is. Volgens dit scenario wordt de westelijke helft van de kust grotendeels teruggegeven aan de natuur. Bij springtij, stormvloed of wateroverlast uit het binnenland kunnen grote gebieden zoals de IJzervlakte overstromen. Veurne, Nieuwpoort of De Panne blijven op de kaart staan, maar worden omringd door water of moerasgebied. Er ontstaat een landschap dat vergelijkbaar is met de baai van de Somme in Noord-Frankrijk, met ruimte voor natuur en watertoerisme. De oostelijke cluster rond Oostende tot Knokke en Brugge zou in dit scenario dan weer versterkt worden tegen de stijgende zeespiegel en één groot stadsgewest vormen.

Nog voor het traject voltooid was, verscheen het bi-poolscenario in de krant. Dat veroorzaakte heel wat ophef. Het resultaat van het ontwerpend onderzoek werd voorgesteld als een te realiseren toekomstplan. Dat was uiteraard nooit de bedoeling. De vier toekomstscenario’s toonden veeleer vier extremen, die toelieten om radicaal te durven denken en, in een latere fase, op de gesprekstafel, naar een ‘common ground’ te evolueren. Door de publicatie van slechts één scenario konden de kustburgemeesters niets anders dan zich publiek distantiëren. Hierdoor werd het ook heel moeilijk om in het vervolgtraject naar een gemene deler te evolueren.

Jaren later werd het beeld van de bi-pool opgepikt door de makers van de Vlaams-Nederlandse fictiereeks Als de Dijken Breken. De kaart verscheen op de achtergrond als het wenselijke toekomstbeeld na het uitbreken van een nieuwe watersnood aan de kust. 

Deze anekdote leert ons dat radicale scenario’s op zich niet in staat zijn om verandering teweeg te brengen. Het toekomstbeeld wordt al gauw als ‘fictie’ weggezet. Ontwerpend onderzoek alleen volstaat niet. We leerden dat ontwerpers niet enkel zouden moeten ontwerpen, maar dat we ze ook zouden moeten uitdagen om processen mee vorm te geven. Niet alleen de verbeelding van het eindresultaat maar ook hoe we daartoe kunnen komen, is een opgave voor het ontwerp. 

 

Pilootprojecten Productief Landschap (2013-2016)

De zorg voor de open ruimte is niet enkel een taak van overheden. Het beheer van dit collectieve goed ligt in de handen van een diverse groep van openruimtehoeders, in de eerste plaats landbouwers. Vandaag is zowat de helft van de open ruimte in Vlaanderen toegewezen aan landbouwproductie. Landbouwers zijn dus onmiskenbaar belangrijke stakeholders. 

In de Pilootprojecten Productief Landschap, een initiatief van de Vlaamse Bouwmeester en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), kregen landbouwers voor het eerst een stem, middelen en een mandaat om te experimenteren rond de versterking van de open ruimte. Wij waren zowel betrokken bij het voorbereidende als bij het concluderende werk. We brachten de problemen in kaart en definieerden vijf urgente werkvelden waar landbouwers, gemeentebesturen, bedrijven en grondeigenaars op konden intekenen. Elk van de pilootprojecten kreeg een ontwerper en een gebiedsregisseur toegewezen. 

Lang niet alle pilootprojecten kwamen tot uitvoering. Het werd al snel duidelijk dat de problemen in de landbouwsector meer dan louter ontwerpproblemen zijn, en dat er ook fundamentele wijzigingen in het beleid noodzakelijk zijn. Na afloop van de pilootprojecten werden we gevraagd om de belangrijkste lessen te bundelen. We schreven samen met de stuurgroep een manifest met vijf urgente beleidsaanbevelingen. Een van de belangrijkste conclusies van het traject is dat we voor de transformatie van de landbouw en de open ruimte niet enkel nood hebben aan ontwerpers maar ook aan ‘gebiedsregisseurs’ of ‘voedselregisseurs’. Dat zijn multidisciplinaire experten die alle diverse actoren rond de tafel brengen en de brug slaan tussen beleid, landbouw, burgers, ecologie, klimaat, waterbeheer, bodemzorg en stedelijke ontwikkeling. 

 

WaL Wereldkaart 

Water is een van de meest complexe uitdagingen, niet alleen in Vlaanderen, maar ook wereldwijd, niet in het minst omdat waterproblemen zoals overstromingen, droogte, vervuiling of verzilting vaak nauw samenhangen met andere mondiale problemen zoals klimaatverandering, migratie, bevolkingsgroei, verstedelijkingsdruk of de stijgende vraag naar voedsel en energie. 

Als je kijkt naar de World at Risk-kaart, zie je dat de plekken op aarde waar de meeste mensen wonen (rood), ook de plekken zijn waar water een grote bedreiging vormt (blauw). Dat is niet verwonderlijk. Sinds mensenheugenis vestigen mensen zich in de vruchtbare deltagebieden, waar water overvloedig aanwezig is en rijke sedimenten zorgen voor een vruchtbare bodem. Vooral de kust- en deltagebieden in Azië kleuren rood en blauw. Nergens ter wereld zijn watergerelateerde rampen zo wijdverbreid en duur als in Azië, waar 83% van de bevolking mogelijk getroffen wordt door overstromingen, zeespiegelstijging of verdroging. Maar net omdat de waterproblematiek nauw verbonden is met de grote mondiale uitdagingen, is water niet alleen een probleem, maar ook de sleutel tot een oplossing.

Ontwerpvoorstellen die water als een hefboom voor verstedelijking zien, zouden ook de oplossing kunnen zijn voor het moeilijk gefinancierd krijgen van waterprojecten. Dat is de hypothese die Water as Leverage for Resilient Cities test: hoe kunnen we de waterproblematiek aanwenden als een hefboom voor een duurzame, geïntegreerde en financierbare stedelijke transformatie van Aziatische kust- en deltasteden? 

Om die aanpak te testen op het terrein, hebben we een partnerschap opgezet met de Nederlandse Watergezant, de Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB) en drie Aziatische metropolen: Chennai in India, Khulna in Bangladesh en Semarang in Indonesië. Samen met de drie steden hebben we de specifieke lokale vraagstukken gedocumenteerd. Op basis hiervan lanceerden we in 2018 een oproep voor consortia van ontwerpers, ingenieurs en adviseurs. Het intensieve ontwerpproces dat hieruit volgde, leverde verschillende innovatieve en transformatieve projectvoorstellen op. 

De ambities van WaL zijn hoog: geïntegreerde, financierbare en lokaal gedragen projecten uitvoeren die proactief op klimaatverandering inzetten. Die ambitie bleek vooralsnog te hoog gegrepen voor de strikte procedures van internationale investeringsbanken. Bovendien was er te weinig tijd om de lokale capaciteitsopbouw voldoende uit te werken. Toch hebben de verbeeldingskracht en het vernieuwende proces van WaL, onder meer door financierders in het begin van het ontwerpproces te betrekken, een belangrijke cultuurverandering op gang gebracht. Vanaf 2020 zijn we opnieuw betrokken bij WaL_REFLECT, een partnerschap tussen de Nederlandse Watergezant, de OESO en de Universiteit van Groningen. In dit traject willen we innovatie op sociaal, financieel en ontwerpmatig vlak omzetten in een structureel partnership dat in staat is om ambitieuze uitvoeringsprogramma’s te realiseren. We zetten de stap van ontwerpend onderzoek naar verandering op het terrein.