Nieuwe praktijken waarin nieuwe coalities gevormd worden

In deze programma’s worden behapbare projecten gedefinieerd die samen optellen tot een omvattende transformatiestrategie. Maar er zijn nieuwe praktijken en bijbehorende coalities nodig om die te faciliteren en uit te voeren. Het is noodzakelijk dat de rol van de (stedelijk) ontwerper (opnieuw) verbreedt: voorbij het plan op papier, naar een blijvende betrokkenheid in de dagelijkse realiteit van juridische en financiële hindernissen, juist om beter te begrijpen hoe er ontworpen moet worden. We zien ontwerpbureaus die meer en meer de rol opnemen van tussenpersoon in coöperatieve ontwikkelprojecten. Zij zijn bemiddelaar, juridisch en financieel expert tegelijk (bijvoorbeeld Miss Miyagi in België of de VvE’s met energie in Nederland). We zien dat architecten constructies opzetten waarbij ze materiaalproducent, ontwerper én aannemer zijn opdat ze circulaire materialen veel frequenter en kwalitatiever opnieuw in rotatie kunnen brengen (bijvoorbeeld het Brusselse Rotor of BC architects). We zien nieuwe samenwerkingen tussen ontwerpers, lokale besturen, burgers, organisaties en universiteiten om gekoppeld aan geplande investeringen in stadsontwikkeling en -beheer ook maatschappelijke dimensies mee te nemen (bijvoorbeeld Endeavour, Stiemerbeekvallei of Mozaïek Dommelvallei). We zien dat ‘stad maken’ hand in hand gaat met nieuwe mechanismen zoals rollende fondsen, wijk-vzw’s of -coöperaties en hacks van bestaande subsidie- of investeringsstromen. Samen met de Kopgroep Stedelijk Beheer bijvoorbeeld onderzoekt AW nu hoe bij het herstellen of vervangen van de riolering een maatschappelijke ‘bijvangst’ gegenereerd kan worden. De onvoorstelbare budgetten die gereserveerd staan – opgeteld gaat in Nederland jaarlijks 15 miljard euro over de toonbank voor het beheren van de openbare ruimte – kunnen tegelijkertijd de realisatie van de sociale, duurzaamheids- en circulariteitsdoelstellingen mogelijk maken. Het is vanuit deze voeling met het terrein dat we een alternatieve regionale en zelfs nationale aanpak vorm kunnen geven. Maar vandaag bestaat er een procedurele en juridische ‘muur’, met geformatteerde structuren zoals aanbestedingen of wedstrijden, tussen zij die de vragen stellen (en dus het raamwerk bepalen) en zij die wedijveren om het best mogelijke antwoord te voorzien binnen het bepaalde kader. De ontwerppraktijk, die net de kracht bezit om opgaven te integreren en tot maatschappelijk-ruimtelijke kwaliteiten te verbeelden, wordt zo opgesloten in een cultuur van enkelvoudige formats en onderlinge competitie in plaats van verbinding. En dat terwijl onze uitdagingen in toenemende mate complex en veelzijdig zijn. Vanuit dat gedeeld aanvoelen ontstond in 2018 het Delta Atelier. Vijftig praktijken, ondersteund door de Vlaamse en Nederlandse overheid, willen de rol van de ontwerppraktijk herpositioneren. Hier krijgen praktijken ruimte om hun capaciteit te investeren in kennisuitwisseling en in het co-creatief formuleren van de meest relevante vragen of nieuwe ‘opdrachten’.