De Grote Verbouwing: een nieuw evenwicht tussen centraal en decentraal

We bevinden ons in een regio die stilaan is volgebouwd maar waar onvoorstelbare veranderingen om steeds meer ruimte vragen. We staan voor een Grote Verbouwing. De omslag van fossiele naar hernieuwbare energie zal voelbaar zijn tot in de haarvaten van onze leefomgeving. Meer en hevigere weersomstandigheden zullen – zeker in een delta zoals de onze – niet alleen aan de kustlijn opgevangen worden, maar vergen maatregelen die tot diep in onze steden doordringen. Onze voedselproductie, die nu zeer intensief en hoogtechnologisch georganiseerd is, moet in overeenstemming worden gebracht met een gezond ecosysteem en met onze groeiende verstedelijking. En hoewel de grote akkoorden die we gezamenlijk gesloten hebben veraf lijken, is transitie niet nieuw. Zo’n 150 jaar geleden bracht de industriële revolutie zo’n dratische verandering op gang dat de meeste van de normen en waarden zoals we die nu kennen, getekend zijn door dat moment (Polanyi, K., 1944). Voor de industriële revolutie had niet alles een prijs. De idee van armoede is nieuw sinds 1750, de idee van werkloosheid ook. En op het moment dat land een market commodity werd, werden we voor ons drinkwater, voedsel en wonen afhankelijk van een marktlogica. Ons territorium zoals we dat vandaag kennen, is verdeeld in sectoren waarin landbouw, water of biodiversiteit moeten concurreren met vastgoedondernemingen. Verwijzend naar Latour kunnen we stellen dat dit in feite de plaats van integratie is, waar de marktlogica niet langer een dominante rol zou mogen spelen. Een pleidooi voor de de- en revaluatie van land.

Terwijl de overheid aanvankelijk ongewenste sociale effecten van de markteconomie trachtte te temperen via sociale bescherming, en ongewenste ruimtelijke effecten via een groeiende planningscultuur, is heel veel van die sociale en ruimtelijke omkadering nu afgewenteld op private spelers (de vermaatschappelijking van de zorg, maar ook de aanleg van rioleringen en warmtenetten door private investeerders, of de bouw van grote bruggen en gebouwen door kapitaalkrachtige ondernemers in DBFM-modellen). De toenemende druk op onze stadslandschappen en de battle for spacedwingen overheden nu om (opnieuw) verantwoordelijkheid op te nemen en te sturen op bewuste keuzes. Ze kunnen niet langer een neutrale facilitator zijn of markten toelaten om via prijszetting te bepalen wat belangrijk is en wat niet (Mazzucato, M., 2018). Willen we bijvoorbeeld een duurzame lokale voedselproductie een kans geven, dan zullen publieke grondeigendommen gevrijwaard moeten worden voor betaalbare landbouwgronden. Zo’n voedselstrategie zal niet ontwikkeld worden zonder de boeren, burgerinitiatieven, middenveldorganisaties, academici en publieke figuren die lokale coalities vormen en die verantwoordelijkheid en eigenaarschap opnemen in concrete projecten. Een sterker gecentraliseerd openbaar kader maakt een sterker gedecentraliseerd terrein voor actie en vermenigvuldiging mogelijk. Hier bestaat een opvallend cultuurverschil tussen Nederland en Vlaanderen. Voor het traditioneel top-down Nederlandse beleid – zo gegroeid om een land onder de zeespiegel veilig en bewoonbaar te kunnen maken – gaat de idee van een decentrale organisatie van kleinschalige projecten in tegen alle bestaande instrumenten. Vlaanderen heeft nooit diezelfde centrale beweging gekend en zal juist van onderop moeten zoeken naar een logica en samenhang om verschillende projecten op een gecoördineerde manier samen in de juiste richting te sturen. Maar we zien, aan beide kanten van de grens, dat er naar een nieuw evenwicht wordt gezocht.